GEPUBLICEERDE ARTIKELEN

Mijn artikels zijn door verschillende media gepubliceerd.
  • 3 jaar freelance journalist

    Vox | Oktober 2014 - juli 2017


    Als freelancer heb ik artikels geschreven voor zowel de papieren

    edities als de website. De papieren editie heeft een oplage van 10.000.

    Dit werk heeft me geleerd om beknopter te schrijven, direct te zijn en

    ook om te werken in een editorial office. De interviewvaardigheden die

    ik hier heb opgedaan, komen me nog vaak goed van pas.

  • 2 jaar journalist en editor

    Freem: tijdschrift voor Communicatiewetenschap | September 2013 – augustus 2015


    Ik was journalist en editor voor Freem. Dit tijdschrift komt vijf keer per

    jaar uit met een oplage van 1000 stuks. Elke editie wordt op de

    universiteit uitgedeeld. Dit heeft me het pro

door carmenquint 21 november 2018
Oud-student Carmen Quint Iedereen die me goed kent, weet hoe moeilijk ik het soms vind om keuzes te maken. Hoe anders was dat met mijn studiekeuze. In de vijfde klas was ik bij een voorlichting over de studie Communicatiewetenschap aanwezig, en ik was direct verkocht. Colleges over de sociale media? Check! Persoonlijk contact met docenten? Check! Onderzoeken wat kijkers van Gossip Girl vinden? Dubbelcheck! Drie jaar later ben ik nog steeds hartstikke blij dat ik voor deze opleiding gekozen heb. Communicatiewetenschap is namelijk dé studie als je geïnteresseerd bent in de (werking van de) media. Je leert met een brede en vooral kritische blik te kijken naar de media in de samenleving en hoe deze invloed hebben op mediagebruikers. Wat ik heel tof vind aan deze studie is dat er vanuit verschillende aspecten naar communicatie gekeken wordt: niet enkel vanuit een marketing of journalistiek perspectief, maar ook vanuit een sociologische en psychologische invalshoek. Dit verbreedt je blik tijdens het uitvoeren van onderzoek. Daarnaast is het een fijn gegeven dat de studie je ruimte biedt om praktijkervaring op te doen. Tijdens de verplichte stage kom je er pas echt achter hoeveel baanmogelijkheden er eigenlijk allemaal zijn als communicatiewetenschapper. En daarbij is er ook nog genoeg ruimte om andere dingen naast je studie te doen, als je net zoals ik niet stil kan zitten. Commissiewerk, schrijven voor het studieblad Freem of een Honours programma volgen: het kan allemaal! Nu ik aan het eind van mijn derde bachelor jaar zit, kan ik zeggen dat deze opleiding mij vooral heeft gevormd tot een kritisch mens. Ik kijk niet alleen kritischer naar de wijze waarop onderzoeken zijn uitgevoerd, maar pas dit ook toe op nieuwsberichten. Hierbij let ik nu vooral meer op de manier waarop de tekst geschreven is. Wijzen bepaalde woorden op de mening van de journalist? Wat voor foto is aan het artikel toegevoegd? Oftewel: op welke wijze is het nieuwsbericht “geframed”? In deze tijd waarin we elke dag overspoeld worden met informatie is het van belang om kritisch te blijven kijken naar de manier waarop berichten worden vormgegeven. Zo bevatten de mediaberichten die de meeste aandacht vragen door grote foto’s en spannende titels, niet altijd de meest objectieve berichtgeving. Door hierop te letten, kun je het kaf van het koren scheiden. De opleiding Communicatiewetenschap is niet altijd een fluitje van een cent: in het begin van het eerste jaar vond ik het lastig om me door de (vooral Engelstalige) literatuur heen te worstelen. Ook moest ik nog even wennen aan de vele vrijheid en zelfstandigheid. Dat klinkt heel relaxed (en dat is het ook!), maar dat betekent wel dat je zelf verantwoordelijk bent voor het lezen van de verplichte literatuur voor de examens. Maar gelukkig wen je hier aan en word je steeds beter in het voorbereiden van de tentamens.
door carmenquint 31 oktober 2016
Robert Kwak werkt bij Vogelbescherming Nederland en deed mee aan onderzoek van Hans de Kroon, hoogleraar Plantecologie aan de Radboud Universiteit. Dit onderzoek ging over de schadelijke gevolgen van een veelgebruikt landbouwgif, en zou er nooit zijn geweest zonder vogelspotters: hun massale waarnemingen – over steeds minder vogels in weidegebieden – brachten in 2014 de effecten van het gif aan het licht, met een mediastorm als gevolg. Samenwerking Kwak spreekt van een mooie wisselwerking: de enorme dataset van de vogeltellers in ruil voor onderzoeksresultaten die natuurbeschermers meer inzicht geven in stressfactoren binnen de vogelpopulatie. ‘Zo krijgen wij een beter idee hoe de vogels te beschermen. De wereld verandert immers steeds sneller en daarom willen we stressfactoren zo snel mogelijk ontdekken.’ Kwak zoekt heel bewust de wetenschappers op, wat voor hem extra gemakkelijk is omdat hij zelf bioloog is. ‘Minder dan 5 procent van het geld van de Natuurbescherming is bedoeld voor onderzoek, dus cofinanciering is noodzakelijk.’ Na het succesvolle onderzoek naar landbouwgif staat alweer een nieuwe samenwerking met de Radboud Universiteit op stapel, naar kwaliteit van leefomgeving in relatie tot overleving van vogelpopulaties. Hoogleraar Hans de Kroon noemt de data van de Vogelbescherming onmisbaar voor zijn onderzoek. ‘Dit soort coalities zijn zeer gewenst, want ze leveren waardevolle gegevens op die op een andere wijze niet verkregen kunnen worden.’ Hoog kennisniveau Een speciale afdeling van de Radboud Universiteit onderzoekt de relatie tussen wetenschap en samenleving. Wat zijn de voordelen van citizen science voor de wetenschap, en omgekeerd? Riyan van den Born van het Institute for Science, Innovation and Society: ‘Onderzoekers hebben vaak de tijd en middelen niet meer om grootschalig onderzoek te doen. Burgers zorgen voor meer data op meer locaties en kunnen metingen doen over langere periodes.’ De veelgehoorde kritiek dat ‘burgerwetenschap’ de kwaliteit van de resultaten vermindert, klopt volgens Van den Born niet. ‘Het ligt natuurlijk aan het onderwerp, maar meestal is het kennisniveau van de burgers ontzettend hoog. Daarbij compenseert de enorme hoeveelheid data de foutmarge.’ Met goede onderzoeksprotocollen zijn de meeste fouten bovendien te voorkomen, zegt Van den Born. Hij pleit voor citizen science als volwaardige vorm van samenwerking: ‘Burgers zijn geen datadrones die slechts materiaal aanleveren.’ Daarom moet het onderzoek investeren in terugkoppeling van resultaten. ‘Men doet mee aan een onderzoek om daar ook iets van te leren.’ Vertrouwen Citizen science is in opkomst . Allerlei universiteiten doen er onderzoek naar. Ook kan de onderzoeksvorm hebben voor de beleidspraktijk. Zo werkt het Institute for Science, Innovation and Society momenteel samen met schippers en vissers, die metingen doen naar de effecten van een dam in de Waal tussen Tiel en Ophemert. Door burgers te betrekken bij een beslissing, kun je als beleidsmaker vertrouwen creëren en laten zien dat je begrip hebt voor hun positie. Van den Born: ‘Je wilt als beleidsmaker niet enkel mensen sussen, maar ook hun zorgen meenemen in een beslissing.’
door carmenquint 13 oktober 2016
Robert Kwak werkt bij Vogelbescherming Nederland en deed mee aan onderzoek van Hans de Kroon, hoogleraar Plantecologie aan de Radboud Universiteit. Dit onderzoek ging over de schadelijke gevolgen van een veelgebruikt landbouwgif, en zou er nooit zijn geweest zonder vogelspotters: hun massale waarnemingen – over steeds minder vogels in weidegebieden – brachten in 2014 de effecten van het gif aan het licht, met een mediastorm als gevolg. Kwak spreekt van een mooie wisselwerking: “Zo krijgen wij een beter idee hoe de vogels te beschermen. De wereld verandert immers steeds sneller en daarom willen we stress-factoren zo snel mogelijk ontdekken.” Kwak zoekt heel bewust de wetenschappers op, wat voor hem extra gemakkelijk is omdat hij zelf bioloog is. “Minder dan 5 procent van het geld van de Natuurbescherming is bedoeld voor onderzoek, dus cofinanciering is noodzakelijk.” Na het succesvolle onder-zoek naar landbouwgif staat alweer een nieuwe samenwerking met de Radboud Universiteit op stapel, naar kwaliteit van leefomgeving in relatie tot overleving van vogelpopulaties. Hoogleraar Hans de Kroon noemt de data van de Vogelbescherming onmisbaar voor zijn onderzoek. Schippers en vissers Een speciale afdeling van de Radboud Universiteit onderzoekt de relatie tussen wetenschap en samenleving. Wat zijn de voordelen van citizen science voor de weten-schap, en omgekeerd? Riyan van den Born van het Institute for Science, Innovation and Society: “Onderzoekers hebben vaak de tijd en middelen niet meer om grootschalig onderzoek te doen. Burgers zorgen voor meer data op meer locaties en kunnen metingen doen over langere periodes.” De veelgehoorde kritiek dat ‘burgerwetenschap’ de kwaliteit van de resultaten vermindert, klopt volgens Van den Born niet. “Het ligt natuurlijk aan het onderwerp, maar meestal is het kennisniveau van de burgers ontzet-tend hoog. Daarbij compenseert de enorme hoeveelheid data de foutmarge.” Met goede onderzoeksprotocollen zijn de meeste fouten bovendien te voorkomen, zegt Van den Born. Hij pleit voor citizen science als volwaardige vorm van samenwerking: “Burgers zijn geen datadrones die slechts materiaal aanleveren.” Daarom moet het onderzoek investeren in terugkoppeling van resultaten. “Men doet mee aan een onderzoek om daar ook iets van te leren.” Citizen science is in opkomst . Allerlei univer-siteiten doen er onderzoek naar. Ook kan de onderzoeksvorm gevolgen hebben voor de beleidspraktijk. Zo werkt het Institute for Science, Innovation and Society momenteel samen met schippers en vissers, die metingen doen naar de effecten van een dam in de Waal tussen Tiel en Ophemert. Door burgers te betrekken bij een beslissing, kun je als beleidsmaker vertrouwen creëren en laten zien dat je begrip hebt voor hun positie. Van den Born: “Je wilt als beleidsmaker niet enkel mensen sussen, maar ook hun zorgen meenemen in een beslissing." Bron beeld: Pixabay
door carmenquint 22 september 2016
Peggy Bosch, werkzaam als heilprakterin in Duitsland, kwam vorig jaar in opspraak vanwege haar promotie over een heilzame werking van acupunctuur bij de behandeling van depressies en schizofrenie. Een van de promotoren was Gilles van Luijtelaar, als hoogleraar Biologische psychologie verbonden aan het Donders Instituut. ‘Het is onbegrijpelijk dat dit gerenommeerde instituut dergelijk kwakzalversonderzoek heeft ondersteund’, aldus het juryrapport van de Vereniging tegen de Kwakzalverij. Het Donders Instituut is een van de vijf genomineerden voor de kwakzalversprijs, die 1 oktober in Amsterdam wordt uitgereikt. Een van de andere genomineerden is defensieminister Jeanine Hennis-Plasschaert. Haar wordt aangerekend dat defensie in een verplichte verzekering voor militairen gebruik maakt van alternatieve genezers. ‘Naar de mening van de jury zouden militaire artsen nooit mogen verwijzen naar kwakzalvers’, staat in het rapport. Het onderzoek van Peggy Bosch is volgens de vereniging gebaseerd op ‘biologisch onbegrijpelijke en onzinnige theorieën’. Ook zou de onderzoeksopzet ondermaats zijn en leunt het proefschrift op ‘drie methodologisch onacceptabele eigen studies met kleine aantallen patiënten’. Tevens zouden de gevonden effecten niet per se zijn toe te schrijven aan acupunctuur. Bijdrage Het Donders Instituut leverde naast de promotor ook een financiële bijdrage aan het onderzoek. Het instituut wil desgevraagd niet reageren op de nominatie. De universiteitswoordvoerder laat weten dat emeritus hoogleraar Ton Coenen de eventuele hoofdprijs in ontvangst zal nemen. Coenen is mede-promotor van Peggy Bosch, naast Gilles van Luijtelaar. Rondom de commotie bij de verdediging van het proefschrift vorig jaar stond Coenen de media al te woord. De promotie voldeed aan alle criteria van het promotiereglement, zo luidde zijn verweer. Volgens hem is ‘kritiek op proefschriften en wetenschappelijke artikelen altijd mogelijk’, waarbij nader onderzoek en discussie onder wetenschappers zal moeten leiden tot verdere verheldering. /met medewerking van Carmen Quint Op 28 september maakt de Vereniging tegen de Kwakzalverij bekend welke van de vijf genomineerden in de prijzen valt. De uitreiking is op 1 oktober in Amsterdam.
door carmenquint 22 september 2016
Vanwege het zilveren jubileum wordt het toernooi grootser gevierd dan ooit. Wieb Bosma, organisator en wiskundige aan de Radboud Universiteit, wijst op het recordaantal teams – ruim meer dan honderd – en op de prijzen: zo gaan de eerste twee winnende teams een lang weekend naar Athene, gaat nummer drie een dagje naar Koblenz en krijgen nummers vier tot en met negen het boek De pracht van priemgetallen. De auteurs, Paul Levrie en Rudi Penne, komen naar Nijmegen om een voordracht te houden. Estafette Het toernooi begint in de ochtend met een Estafette in het Gymnasion, waar de teams zich over twintig opgaven buigen. Hierbij mag de volgende opgave pas worden gemaakt, als de vorige is opgelost. ’s Middags vindt de Sum of Us plaats, met dit jaar als thema cartografie. TomTom heeft zich als bedrijf aan het toernooi verbonden en reikt een speciale prijs uit. ‘Het toernooi is misschien net het extra zetje om hier te komen studeren.’ Bosma noemt het wiskundetoernooi belangrijk omdat het scholieren leert samenwerken aan problemen. ‘In plaats van individueel aan wiskundesommetjes te zitten, zoals dat vaak het geval is op de middelbare school. Een extra voordeel is dat ze lol hebben in onderwerpen waar je wiskunde voor kunt gebruiken.’ Ook noemt Bosma het toernooi goed voor de motivatie, temeer omdat de scholieren kennismaken met enthousiaste wiskundestudenten die het evenement begeleiden. ‘Het voornaamste doel is dat scholieren enthousiast worden voor de de studie wiskunde. Het toernooi is zo misschien net het extra zetje om hier te komen studeren.’
door carmenquint 15 september 2016
De nieuwe donorwet, die gisteren door de Tweede Kamer werd aangenomen, is er eentje die veel stof doet opwaaien. Zowel de voor- als tegenstanders hebben hun meningen klaar. Hoe denken de Radboudstudenten erover? Renske Renske Renske (20), volgt enkele minoren in Nijmegen: ‘Levens redden’ ‘Tijdens mijn studie hebben we al veel over het onderwerp gediscussieerd. Het kan namelijk twee kanten op: er kunnen veel levens mee gered worden, maar aan de andere kant geldt ook dat je niet aan iemands lichaam moet komen. Ik ben zelf voor deze wet. In België geldt die al en je ziet dat veel meer levens gered worden in landen waar dit systeem is ingevoerd. Het is belangrijk om geregistreerd te staan. Vooral omdat er dan een veel betere inschatting is te maken van wie wel of niet donor is.’ Wies (20), student natuurkunde: ‘Meer cohesie onder mensen’ ‘Ik vind het een goed plan. Deze vorm van donorregistratie zorgt namelijk voor meer cohesie onder de mensen. Het is een vriendschappelijk fenomeen, op deze manier ben je er namelijk echt voor de medemens en gun je elkaar iets. Dat is mooi. En daarbij, dit systeem is niet schadelijk. Je kunt er zelf achteraan gaan als je liever geen donor wilt zijn. Plus, in andere landen werkt dit systeem ook.’ Miriam Miriam Miriam (21), eerstejaars psychologie: ‘Ik wil niet doneren’ ‘Ik wil niet doneren. In Duitsland is namelijk een grote zaak aan het licht gekomen waaruit blijkt hoe corrupt dokters zijn. De dokters manipuleren de lijst waarop geregistreerde donoren staan en zorgen ervoor dat je organen gewoon kunt kopen. Als dat het geval is, denk ik ook dat dokters niet meer zullen vechten voor een persoon als deze in levensgevaar blijkt te zijn. Zij verdienen namelijk meer geld met organen, als die persoon sterft. Ik vind dit nieuwe systeem in Nederland ook geen goed plan. Het voelt gewoon niet juist: nu doneren mensen die dat liever niet willen.’ Hendrik (15), Talentenprogramma Filosofie: ‘Nadenken over donorschap’ ‘Ik denk dat mensen zo beter gestimuleerd worden om na te denken over het donorschap. Er is altijd nog een back-up optie, waar de nabestaanden kunnen beslissen voor de persoon in kwestie. Eigenlijk wordt dit onderwerp niet echt besproken onder mijn leeftijdgenoten. Toch denk ik er over na om donor te worden, alleen mag ik me nog niet registeren vanwege mijn leeftijd.’ Aniek Aniek Aniek (21), premaster International Businesscommunication: ‘Verder leven in een ander’ ‘Ik snap het niet. Als je zelf geen donor bent, waarom verwacht je dan wel dat anderen aan jou organen kunnen geven? Ik hoop echt dat de wet erdoor komt, iedereen kan immers nog zijn donorschap uitzetten. Nu missen we donoren omdat men te lui is om zich ervoor te registreren. Ik wilde zelf altijd al graag donor worden. Dat besef kreeg ik door middel van presentaties tijdens levensbeschouwing. Daar werd het idee gedeeld dat je op die manier verder leeft in een ander, terwijl de ander ook nog leeft. Dat vind ik een mooie gedachte.’
door carmenquint 22 maart 2016
Ik ben verre van bang aangelegd. Toen ik mensen vertelde dat ik naar Brussel ging, om daar een half jaar te studeren, kreeg ik telkens dezelfde vraag op me afgevuurd: ‘Ben je niet bang voor de situatie in Molenbeek?’ ‘Nee, joh’ was steeds mijn antwoord. Vandaag was dat echter een heel andere zaak, want ik werd geëvacueerd vanwege concreet dreigingsgevaar. Zoals elke morgen startte ik mijn dag op Twitter. Zodra ik de woorden ‘Brussel, vliegveld en aanslag’ zag, sloeg mijn hart over. Ten eerste omdat ik zelf over twee dagen vanaf vliegveld Zaventem naar Melbourne zou vliegen. Maar vooral ook omdat de vriend van mijn Zweedse huisgenootje vandaag zou aankomen op een Brussels vliegveld. Dat bleek gelukkig Charleroi te zijn. Ondanks dat mijn huisgenootje en ik het nieuws intensief in de gaten hielden, zeiden we nog tegen elkaar dat we eigenlijk niet zo bang waren. Totdat de tweede aanslag in Maalbeek gebeurde. Dat metrostation ligt op een afstand van 2,5 kilometer van ons studentencomplex. Vanaf dat moment zag ik het effect van de aanslagen pas echt: sirenes loeiden constant en het telefoonnetwerk lag plat. Zo kon ik alleen mijn ouders laten weten dat ik veilig op mijn kamer zat door vrienden in Nederland naar hen te laten bellen. Verder was het bezorgd afwachten totdat ik van mijn Brusselse vrienden zou horen of ook zij veilig waren. Op straat was niemand meer te zien. Behalve politieagenten, die zelfs lege tramhaltes bewaakten. Toen ik daarvan snel een fotootje maakte, werd ik al snel weer naar binnen gebonjourd door een soldaat – het leger was inmiddels ook op het campusterrein gearriveerd. Dat binnen blijven duurde niet lang. Om kwart over één werd op onze kamerdeur geklopt en werden we ruw geëvacueerd door het leger. Wat er op dat moment precies aan de hand was, wist niemand, alleen dat alle studenten uit het complex naar de universiteit moesten gaan. Terwijl de helikopters boven de universiteit in de rondte cirkelden, probeerden mensen tevergeefs hun ouders of vrienden nogmaals te bereiken. Iedereen was bang, sommigen huilden. In een aulazaal op kelderniveau werd ik met een hoop medestudenten (de meesten in pyjama) en professoren bijeen gebracht. Het wachten op informatie kon beginnen. Na een uur, dat iedereen op sociale media doorbracht om de stroom van bezorgde vrienden te beantwoorden, kwam de rector langs. Hij vertelde dat de ontruimingsdienst een gecontroleerde explosie had veroorzaakt bij het studentencomplex, dat er nog gezocht werd naar andere, verdachte pakketjes en dat de universiteit de komende dagen haar deuren zou sluiten. Er werd een lunch verzorgd en zelfs een film opgezet om de studenten te amuseren, maar iedereen staarde enkel naar zijn telefoon om te zien of er meer informatie beschikbaar was. Na drie uur in de aulazaal, kregen we uiteindelijk de verlossende woorden te horen: ‘It is safe now! You can go back to your rooms.’
door carmenquint 3 december 2015
Vijf extra nachttreinen gaan voor een proefperiode van drie jaar rijden op het traject Utrecht-Nijmegen. Het gaat om de vrijdag- en zaterdagavond. Student Engels Jasper van Ree (21) is enthousiast. ‘Ik heb een aantal vrienden die in Utrecht wonen en nu kan ik de nachttrein gebruiken om naar ze toe te gaan. Of andersom natuurlijk’. Ook studente Nederlands Laura Schoots (22) ziet het positief: ‘Het is een goede vernieuwing voor de stad, want het maakt Nijmegen toegankelijker. Ik ga zelf niet vaak uit in andere steden, maar misschien dat ik dat nu wel ga doen. Het is door het nachtnet nu wel makkelijker om andere studentensteden te bezoeken.’ Maar er zijn ook studenten die er helemaal niet op zitten te wachten. Psychologiestudente Elizabeth (22) bijvoorbeeld is niet van plan er gebruik van te maken. ‘Ik woon in Nijmegen en ga daar ook uit. En als ik ergens anders uitga, dan blijf ik wel slapen bij iemand.’ Tevreden reizigers De treinen rijden de komende drie jaar alleen nog op vrijdag- en zaterdagnacht. Jasper van Ree had dat liever anders gezien. ‘Ik vind het wel begrijpelijk dat de NS eerst deze twee dagen uitprobeert, maar ik snap eigenlijk niet dat ze niet meteen de rest van de week erbij pakken.’ Laura Schoots relativeert: ‘Ik vind het goed dat er voor de vrijdag en zaterdag gekozen is. Dat zijn toch drukke uitgaansdagen. Maar ik verwacht wel meer tevreden treinreizigers als ook op donderdagavond nachttreinen worden ingezet, omdat donderdag de stapavond is voor studenten. Vrijdag gaan veel studenten toch naar hun ouders en dan wordt die nachttrein door studenten denk ik minder gebruikt.’
door carmenquint 19 november 2015
“Eigenlijk is beer pong heel simpel,” zegt Adriaan terwijl hij de bekers tot de helft vult met bier. “Je speelt twee tegen twee en tijdens je beurt probeer je het balletje in de bekers van de tegenstanders te mikken. Lukt dat, dan moet een van de tegen-standers die beker leegdrinken.” Maarten: “Gaat de bal er met een stuit in, dan moeten ze twee bekers drinken.” Professionaliteit wordt beloond. Joost: “Als je in één beurt twee balletjes in twee verschillende bekers gooit, dan moeten de huiselijke kringenRode bekers, een oranje pingpongballetje en een handboek: de bewoners van de Jacob Canisstraat 3 zijn klaar voor beer pong. Wie durft ze – na deze spoedcursus – uit te dagen? tegenstanders beide bekers drinken en mag je nog eens mikken. Gooi je twee ballen in dezelfde beker, dan krijg je twee extra worpen.” “Afleiden is belangrijk!” roept Maarten. “Dat mag altijd.” De kraan-vogel is een illustere speltechniek, blijkt. “Dan buig je helemaal over de tafel, terwijl je met één been op de grond staat.” Een oudganggenoot speelde het spel in Amerika en introduceerde het na terugkeer in 2009 in Nijmegen. “We begonnen met koffiebekers en een stuiterballetje. Maar die bekers waren veel te klein en het balletje bleek te zwaar.”Over de frequentie van het drank-spel is nog onenigheid. Minke: “Meestal beerpongen we op donderdag, zo eens per maand.” Luid gesputter volgt. Jorien: “Elke twee weken toch zeker!” Adriaan: “We hebben interne competities, maar richten ons ook op externe tegenstanders.” Stijn: “We hebben al tegen drie andere gangen gespeeld.” Anniek: “Of vijf?” Uitdagen mag. Gezamenlijk: “Mail maar naar jacobcanisstraat3@gmail.com! Dan maken we een afspraak." Beeld: Pixabay
door carmenquint 13 november 2015
‘Ik wist op mijn dertiende al van mezelf dat ik pedofiel was’, vertelt de inmiddels 21-jarige Mark Lucius tijdens de door de International Federation of Medical Students (IFMSA) georganiseerde lezing. ‘Ik was toen behoorlijk geschokt. Vanaf mijn negentiende werd ik eigenlijk vooral bang om betrapt te worden op die seksuele gevoelens en de reacties van anderen.’ Lucius raakte zijn vrienden kwijt, stopte met zijn studie en ging aan de drank. Maar aan het stereotiepe beeld van de pedofiel voldoet hij naar eigen zeggen niet. ‘Ik ben niet dik of kaal, ben geen kindermisbruiker en bezit geen kinderporno. En daarbij val ik ook nog eens op jongens. Ik heb enkel verbaal moeite met zelfbeheersing, maar dat is ook niet gek: er is voor een pedofiel immers geen plek.’ Pedofiel als zondebok Het is lastig om pedofiel te zijn, beaamt Gert Hekma, socioloog en antropoloog aan de Universiteit van Amsterdam. Hij wijst op de seksuele hervorming in de jaren zeventig, die nadelig uitpakte voor pedoseksuelen. ‘De publieke opinie veranderde van ‘seks is iets wat jezelf bepaalt’ naar ‘seks is een risico’, met als gevolg dat de grens van wat acceptabel is steeds meer verschoof. Juul Gooren, promovendus aan de Universiteit Leiden en docent aan de Haagse Hogeschool, ziet dat de pedofiel steeds vaker zondebok wordt. ‘Dit om zowel de familie als het kind te kunnen ontseksualiseren.’ Mark Lucius probeert – onder een pseudoniem – zijn pedofiel-activisme voort te zetten, om de dialoog te starten over de omgang met pedofielen en om seksueel misbruik te voorkomen. ‘Een pedofiel staat niet gelijk aan een kindermisbruiker. Ik ben één van de vele pedofielen in Nederland en behoor daarmee tot een seksuele minderheid.’ Maar als pedofiel is het moeilijk om serieus genomen te worden: ‘Het duurde zeven maanden voordat ik bij een psycholoog terecht kwam.’ Daarnaast kunnen pedofielen ook online niet hun ei kwijt, omdat ze vaak via die fora bedreigd worden. Hekma ziet ruimte voor verbetering van de voorlichting: ‘Er moet in seksuele voorlichtingen meer ruimte komen voor minderheden als homoseksuelen, pedofielen en liefhebbers van sm.’
Laat me meer zien
Share by: